Wil ik U wel ontvangen?
Heb ik wel tijd voor U?
Of is mijn hoogst verlangen
het leven hier en nu?

Zal mijn hart openspringen
als van de herders toen?
Zal ik Uw naam lof zingen
zoals de wijzen doen?

Zie ik door de kerstbomen
het kind van Bethlehem?
Of zit ik slechts te dromen
en hoor niet eens Zijn stem?

Merk ik bij ’t vele eten
dat het om Jezus gaat?
Of hoor ik bij de mensen
die het om sfeer slechts gaat?

Toch wil Hij mij verzoenen,
nog heeft Hij mij op ’t oog
als één van die miljoenen
die Gods hart zo bewoog!

Daarom liet Hij zich zenden,
bleef trouw tot in de dood,
mijn fouten en gebreken
zijn voor Hem niet te groot

Hoe zou ik mij vergissen
als ik m’ aan Hem niet stoor
voor eeuwig de boot missen
als ik Zijn stem niet hoor

Daarom wil ’k me bekeren
tot dit Kindje van Kerst,
van Hem Zijn wegen leren
want dan kom ik het verst

Nog eens zal Hij verschijnen
als richter van ’t heelal,
die ’t hoofd van al de Zijnen
voor eeuwig kronen zal;
nog is die dag verborgen,
wacht hem gelovig af,
terwijl de grote morgen
reeds schemert boven ’t graf

G.K.