Nieuws

Oorlog in Israël

Categories: Algemeen,Diaconie

Zoals u weet organiseert de diaconie regelmatig “Israël-avonden” waarbij predikanten van Christenen voor Israel lezingen houden om daarin te onderstrepen hoe wezenlijk het is voor de Kerk dat zij een goede – diepe relatie heeft met Israël. Een van de predikanten die regelmatig komt is ds. Willem Glashouwer die ook voorgaat in onze Hervormde Gemeente. Op de website van Christenen voor Israël plaatse hij onderstaande overdenking over Psalm 83 in relatie tot de weerzinwekkende aanval van Hamas op Israël. Deze overdenking wilden wij u niet onthouden.

Psalm 83

Kom, zeiden zij, laten wij hen uitroeien, zodat zij geen volk meer zijn en aan de naam van Israël niet meer gedacht wordt. (Psalm 83:5)

Isaac Herzog, de president van Israël, zei in zijn statement naar aanleiding van de gruwelijkheden van Hamas:“Sinds de Holocaust zijn er niet zoveel Joden vermoord op één dag. De wreedheid, de onmenselijkheid, de barbarij van monsters – niet van mensen – van monsters. En niet sinds de Holocaust zijn we getuige geweest van taferelen van Joodse vrouwen en kinderen, grootouders – zelfs Holocaust overlevenden – die in trucks werden gedreven en gekidnapt werden afgevoerd.

Hamas heeft de wreedheid van ISIS omhelsd en omarmd. Binnengedrongen in huizen van gewone mensen op een Heilige Joodse Feestdag en in koelen bloede hele gezinnen en families uitgemoord, jong en oud. Schoppen, slaan, martelen, lichamen schenden en verbranden.”

Haat tegen Israël
Haat tegen Israël is ten diepste haat tegen de God van Israël. Triomfantelijk hoorde je de leiders roepen:

‘Dit is nog maar het begin. Maar deze strijd gaat in de hele wereld gevoerd worden. Joden en christenen: vernietigen en uitdelgen. De hele wereld zal zich onderwerpen aan Islam. De heilige stad van de Islam, Jeruzalem, Al Quds, zal gezuiverd worden in naam van de profeet Mohammed.’

Psalm 83
Hoe reageert de Joodse schrijver van Psalm 83 daarop? Smeekt hij de Allerhoogste om zijn leven te sparen en te redden? Nee, dat komt niet in de eerste plaats. Hij zegt: ‘Bedek hun gezicht met schande, dan zullen zij, HEERE, Uw Naam zoeken’ (vers 17). Hij vervolgt in vers 19: ‘Dan zullen zij weten, dat U – Uw Naam is HEERE! – U alleen de Allerhoogste bent over de hele aarde.’ Dat beweegt hem ten diepste. Dat ze de ware God gaan zoeken en vinden. Anders zijn ze voor eeuwig verloren.